Korte verhalen over het dagelijkse leven van een man met een gezin en werk.
Bijna weg
Ik kom beneden de kamer binnen. Mijn oudste zoon is er nog. Hij loopt in de weg als ik naar het koffiezetapparaat wil. Ik pak mijn kopje van gisteren en schenk in. Hopelijk is ie niet te slap, inmiddels zou ze het toch moeten kunnen? Geen Senseo of Nespresso bij ons in huis, gewoon ouderwetse filterkoffie. Slow coffee heet dat tegenwoordig, geloof ik. Flauwekul. Net als die barista’s. Duur woord voor dure koffiemakers. Ze zit op mijn plek. Ze weet toch dat ik bij het raam wil zitten. Zuchtend plof ik op de stoel ernaast.
‘Heb je een stukje krant?’ vraag ik.
Ze peutert iets te langzaam aan de krant en geeft mij het middengedeelte. Ik lees de krant van achter naar voren. Hoe laat is het? Ik moet al bijna weg.
Zodra ik de snelweg op draai bedenk ik dat ik niet op mijn mobiel gekeken hebt of er een file staat. Shit, ik zie het al. Het staat stil. Niets zo erg als file. ’s Ochtends is dan nog de beste tijd om stil te staan, de baas betaalt.
Op het werk zie ik weer dezelfde koppen.
‘Goedemorgen.’
‘Goedemorgen.’
‘Hoe was je weekend?’
‘Goed.’
Ik zet mijn computer aan en ga koffie halen. Voor mezelf. Dat voor iedereen halen heb ik er snel uitgekregen hier. Nog drie uur tot de lunch. Dan gaan we weer een rondje lopen rond het gebouw. Soms linksom, soms rechtsom, elke dag wat anders. Pik je toch mooi even mee, deze prachtomgeving met kantoorkolossen en parkeergarages. Hoe mooier het weer hoe meer collega-kantoormensen we tegenkomen. Het is alsof ze mij een spiegel voorhouden: ‘Kijk eens wat je bereikt hebt.’ Soms gaan we naar de vlakbij gelegen IKEA. Daar gaan we voor vijf euro ‘uit eten’. Zweedse gehaktballetjes met patat. Of we nemen bij de kassa’s op de familiekaart van een collega allemaal een broodje hotdog met ook weer Zweedse balletjes, met korting.
Op de terugweg gaan we soms even naar de Kringloop. Kijken of we iets lulligs kunnen kopen voor een collega. Laatst hadden we voor een collega, een nerd die nooit eerder een vriendin had gehad en die nu bijna ging samenwonen, een beker gekocht waar iets opstond als ‘life is over when you’re married’. Vond ie geen leuk kado, niet veel later was z’n relatie uit. De beker gebruiken we nu maar zelf. Vandaag geen flauwiteiten, ik ga naar de tentenzaak. Het is een soort groothandel. Er staan allemaal tenten opgezet in de showroom, maar ik zie er nooit een mens. Ik koop een tweepersoons lichtgewicht tent in de aanbieding, de laatste die ze hebben. Morgen vertrekken we, ik ben dus nog op tijd. Volgens de verkoper is het niet per se een lichtgewicht tent.
‘Hij weegt niet veel, maar voor wandelaars is hij te zwaar,’ zegt hij. Ik doe het er mee.
’s Middags loop ik langs een paar collega’s verderop. Kijken of ik een beetje slap kan ouwehoeren. Dat doodt de tijd een beetje. Niet dat ik die gasten in mijn vrije tijd zou willen tegenkomen. Op Facebook hebben een paar mij gevraagd, ik heb die verzoeken na een tijdje maar gedelete.
Ik ga iets te vroeg naar huis. Het is mooi geweest.